Cohousing krijgt een duwtje in de rug

Sabah Meschi
Rubriek:
huisvesting

Resolutie ‘cohousing’ van Elke Van den Brandt wordt besproken en gestemd in commissie.

Steeds meer Brusselaars delen een deel van hun woning, gaande van een tuin of een washok, tot een logeerkamer of een woonkamer. Groen diende daarom een voorstel in om deze nieuwe woonvormen ook te erkennen. Elke Van den Brandt (Groen): “Nieuwe tijden doen nieuwe woonformules ontstaan. Het is de taak van het beleid om hier tijdig oog voor te hebben en drempels weg te werken.”

Dinsdag bespreekt de commissie huisvesting van het Brussels parlement  de resolutie van Elke van den Brandt (Groen) waarin gevraagd wordt cohousingprojecten te erkennen en ondersteunen. Wie kiest voor cohousing heeft een volledig uitgeruste privéwoning met eigen keuken en badkamer, maar deelt ook een aantal ruimtes: tuin, ontspanningsruimte, washok of logeerkamer bvb. Telkens is er ook sprake van een graad van betrokkenheid, waarbij de cohousers kiezen voor en deelnemen aan gezamenlijke beslissingen of activiteiten. Van den Brandt: “Dat deze vernieuwende huisvestingsinitiatieven in de lift zitten, mag niet verbazen. De zoektocht naar betaalbaar wonen wordt steeds moeilijker en nieuwe gezinssamenstellingen zorgen voor gewijzigde  woonbehoeften.”

“Vanzelfsprekend werkt deze formule niet voor iedereen, maar wie ervoor kiest, mag zich niet veroordeeld zien tot een hindernissenparcours,” aldus Van den Brandt. Initiatiefnemers botsen op de grenzen van wet- en regelgeving die nog helemaal gestoeld is op de klassieke eengezinswoning: gemeenten en steden zijn (overigens terecht) bang voor de opdeling van eensgezinswoningen, leningen zijn niet afgestemd op dit soort projecten, cohousers hebben het soms moeilijk te bewijzen dat ze een afzonderlijk huishouden vormen en missen zo subsidies of zelfs recht op hogere uitkeringen. Door al die obstakels raakt slechts één op tien initiatieven uiteindelijk gerealiseerd.

Elke Van den Brandt: “Door de ontwikkeling van een label voor cohousingprojecten willen we het concept bekender maken bij bijvoorbeeld banken of aannemers en ervoor zorgen dat administraties en overheden rekening houden met de specificiteit van cohousingprojecten.”